Inspecteur moet voldoende tijd geven voor hoorgesprek

Een man maakt bezwaar tegen zijn aanslag inkomstenbelasting. De inspecteur nodigt hem uit voor een hoorzitting, maar deze wordt later geannuleerd. De man wendt zich daarop tot de rechtbank, die oordeelt dat de inspecteur voor een bepaalde datum uitspraak moet doen op straffe van een dwangsom. Om aan deze deadline te voldoen, stelt de inspecteur last-minute nieuwe hoorzittingen voor, maar geeft de man slechts enkele dagen om te reageren. Zonder een hoorzitting te houden, doet de inspecteur uitspraak op het bezwaar.

Enkele dagen te kort

De Hoge Raad concludeert dat de korte voorbereidingstijd niet kan worden gerechtvaardigd door de druk voor de inspecteur om binnen een door de rechtbank gestelde termijn uitspraak te doen. Dat iemand eerder de gelegenheid had om zich op een hoorgesprek voor te bereiden, doet volgens de Hoge Raad niet af aan de verplichting om een redelijke termijn te geven voor het nieuwe gesprek. De zaak wordt terugverwezen naar de inspecteur, die alsnog op correcte wijze uitspraak op bezwaar moet doen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:1473 | 16-10-2025

Uitbreiding aandelenbelang telt niet mee voor vijfjaarstermijn bor

Wie aandelen schenkt met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (bor), moet rekening houden met de vijfjaarstermijn. Volgens hof 's-Hertogenbosch geldt deze termijn niet alleen voor het oorspronkelijke aandelenbelang, maar ook voor elke uitbreiding daarvan.

Vijfjaarstermijn

De bor biedt een vrijstelling van schenkbelasting bij overdracht van ondernemingsvermogen. Een voorwaarde is dat de schenker de aandelen minimaal vijf jaar in bezit heeft en dat het bedrijf gedurende die periode een onderneming heeft gedreven. Deze vijfjaarstermijn kent twee aspecten. De directe bezitstermijn voor de aandelen zelf en de indirecte bezitstermijn voor de onderneming. Het arrest verduidelijkt hoe de indirecte termijn geldt bij uitbreiding van aandelenbelangen.

Schenking via houdstervennootschap

Een vader bezit via zijn houdstervennootschap ‘Beheer bv’ alle aandelen in drie werkmaatschappijen. In 2019 schenkt hij certificaten van aandelen in Beheer bv aan zijn kind met een beroep op de bor. De Belastingdienst wijst de bor gedeeltelijk af. Beheer bv heeft in 2016 haar belang in werkmaatschappij A uitgebreid van 95 naar 100% en in 2014 haar belang in werkmaatschappij B vergroot van 20 naar 33%. Deze uitbreidingen vallen binnen de vijfjaarstermijn.

Niet voor uitbreidingen

Het hof oordeelt dat de bor niet van toepassing is op de waarde van de uitgebreide aandelenbelangen. De vijfjaarstermijn geldt ook voor elke uitbreiding van het aandelenbelang. Het hof legt uit dat sprake is van uitbreiding van subjectieve gerechtigdheid. Beheer bv verwerft meer aandelen in bestaande werkmaatschappijen, waardoor haar gerechtigdheid tot die ondernemingen toeneemt. Dit verschilt van een situatie waarin een onderneming zelf groeit door aankoop van activa. Bij uitbreiding van aandelenbelangen binnen de vijfjaarstermijn is de bor niet van toepassing op het uitgebreide deel. De bor geldt wel voor het oorspronkelijke belang dat gedurende vijf jaar onafgebroken is gehouden.

Praktische gevolgen voor bedrijfsopvolging

Dit arrest benadrukt dat zorgvuldige planning noodzakelijk is bij bedrijfsopvolging via houdsterstructuren. Wie aandelen wil schenken met toepassing van de bor, moet minimaal vijf jaar wachten na uitbreiding van aandelenbelangen in dochtervennootschappen. Elke wijziging van de participatiegraad start een nieuwe vijfjaarstermijn voor dat uitgebreide deel. Een overzicht van alle aandelentransacties en hun datums helpt bij de beoordeling welk deel van de aandelen wel en niet onder de bor valt.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:1856 | 01-07-2025

Onverplicht aflossen schulden bv is geen aandeelhoudersmotief

Wie als aandeelhouder geld in zijn bv stopt zonder daartoe verplicht te zijn, kan dit soms als verlies aftrekken wanneer de bv failliet gaat. Dit wordt een informele kapitaalstorting genoemd. De aandeelhouder moet dan wel aantonen dat hij vanuit zijn rol als aandeelhouder heeft gehandeld en niet als vader of vriend. Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant is het onverplicht aflossen van schulden, die de kinderen van de aandeelhouder aan de bv hebben verstrekt, onvoldoende om te spreken van aandeelhoudersmotieven.

Familieruzie en geldnood

Een man is enig aandeelhouder van een bv die handelt in onroerend goed. Na het overlijden van zijn vader raakt hij verwikkeld in een rechtszaak met zijn broer over vastgoed. Deze procedure kost veel geld. Omdat de bv door de rechtszaak geldproblemen krijgt, lenen zijn drie kinderen geld aan de bv.  In 2019 wordt de bv ontbonden wegens gebrek aan geld. Kort daarvoor neemt de man de schulden aan de bv van zijn kinderen over en betaalt hij ze af. Hij stelt dat hij dit deed vanuit zijn rol als aandeelhouder om een faillissement te voorkomen. Dit bedrag wil hij aftrekken als verlies.

Geen bewijs van aandeelhoudersmotieven

De Belastingdienst weigert de aftrek. De man heeft zich niet officieel garant gesteld voor de schulden. Hij is ook niet door zijn kinderen aangesproken om te betalen. Hij heeft dus vrijwillig de schulden betaald. Volgens de Belastingdienst deed hij dit niet als aandeelhouder, maar als vader die zijn kinderen wilde helpen. De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk. Voor een informele kapitaalstorting moet worden aangetoond dat iemand vanuit zijn rol als aandeelhouder gehandeld heeft en de bewijslast daarvoor ligt bij de aandeelhouder. Uit de overeenkomsten blijkt niet dat de man verplicht was de schulden over te nemen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat vanuit aandeelhoudersmotieven is gehandeld.

Wat is een informele kapitaalstorting?

De Hoge Raad heeft in 2011 uitgelegd wanneer sprake is van een informele kapitaalstorting. Als een aandeelhouder een lening aan zijn bv verstrekt en daarbij bewust het risico neemt dat de bv niet kan terugbetalen, dan is dit een informele kapitaalstorting als de lening later wordt kwijtgescholden. Belangrijk is dat het risico wordt aanvaard vanuit de rol als aandeelhouder. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat de bv omvalt. Gebeurt dit vanuit andere motieven, zoals familie helpen, dan geldt de regeling niet.

Waarom is dit onderscheid belangrijk?

Het onderscheid tussen handelen als aandeelhouder of als privépersoon heeft grote fiscale gevolgen. Aandeelhouders kunnen hun verliezen aftrekken van hun belastbaar inkomen. Als privépersoon kan dat niet.

Leg financiële beslissingen vast

De Belastingdienst kijkt kritisch naar situaties waarbij familie betrokken is. Zorg voor duidelijke schriftelijke afspraken. Leg vast waarom bepaalde financiële beslissingen zijn genomen. Dit maakt het later makkelijker om aan te tonen dat er gehandeld werd als aandeelhouder.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:6470 | 28-09-2025