Eindejaarstips btw

Btw-verhoging logies

De voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief (9% → 21%) gaat niet door voor cultuur, media en sport. De btw op logies gaat in 2026 wel omhoog. Doet een klant in 2025 al een betaling voor logies die plaatsvindt in 2026 of later? Dan geldt meteen het tarief van 21% btw. Dit geldt ook bij vouchers voor enkelvoudig gebruik die bestemd zijn voor logies in 2026 of later. Bijvoorbeeld bij een cadeaubon voor een overnachting in een hotel in 2026.

Herziening btw-aftrek diensten aan onroerende zaken

Voor diensten aan onroerende zaken geldt vanaf 1 januari 2026 een herzieningsregeling. Deze diensten worden (inclusief het jaar van ingebruikname) vijf boekjaren gevolgd, waarbij de btw-aftrek gedurende die periode in overeenstemming wordt gebracht met het gebruik van de onroerende zaak voor belaste of vrijgestelde prestaties. 

Een dienst valt onder de herziening als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: 

  • De dienst komt gedurende meerdere jaren ten goede aan de onroerende zaak. 
  • De vergoeding voor de dienst is minimaal € 30.000 (exclusief btw). 
  • De dienst is op of na 1 januari 2026 in gebruik genomen.

De start van de herzieningstermijn is gekoppeld aan het moment van ingebruikname van de dienst. De drempel voorkomt dat een ondernemer die over een periode van vijf jaar los van elkaar meerdere (zeer) kleine verbouwingen laat uitvoeren, wordt geconfronteerd met evenzoveel verschillende herzieningstermijnen.

Herziening in laatste aangifte

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang de mate van het gebruik voor btw-belaste prestaties. Als de mate van het gebruik voor belaste prestaties verandert, moet de aftrek worden herzien (als het verschil groter is dan 10%). Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar van ingebruikname. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. 

De herziening kan op de volgende manier in de laatste aangifte van het jaar worden verwerkt: 

  • Te veel btw afgetrokken?
    Geef de herziening aan als een extra bedrag af te dragen btw, in rubriek 1 van de btw-aangifte.
  • Te weinig btw afgetrokken?
    Geef dit extra bedrag aan als voorbelasting, in rubriek 5b van de btw-aangifte.

Bezwaar en beroep tegen een voldoening van nihil

Een voldoening van nihil wordt gelijkgesteld met een voldoening op aangifte. Hierdoor is nu ook wettelijk geregeld dat bezwaar en beroep openstaat tegen een nihilaangifte (€ 0). Dit was al bestaand beleid van de Belastingdienst. Dit zal voor het eerst gelden voor belastingtijdvakken die aflopen op of na 31 december 2025. In principe is dat het laatste kwartaal van 2025, maar het kan ook over de maand december 2025 gaan of het hele jaar 2025.

Het moment waarop de bezwaartermijn aanvangt, is bij de btw afhankelijk van het moment waarop de verschuldigde belasting op aangifte is voldaan. Aangezien er bij een nihilaangifte geen betaalmoment is, wordt als startmoment voor bezwaar de dag na het einde van de betalingstermijn aangewezen. Voorwaarde is dat de ondernemer de nihilaangifte tijdig heeft ingediend.

Nieuw tarief van 8% overdrachtsbelasting

Vanaf 1 januari 2026 wordt de overdrachtsbelasting voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen verlaagd van 10,4 naar 8%. Door de verlaging wordt het investeren in woningen voor verhuur aantrekkelijker. Ook wordt de aanschaf van een tweede woning, zoals een vakantiehuis, hierdoor voordeliger. Het tarief van 10,4% blijft in 2026 gehandhaafd voor de aanschaf van bedrijfspanden en kantoren.

Ook het verlaagde tarief van 2% voor woningen die als hoofdverblijf worden gebruikt door de verkrijger blijft gelijk. De voorwaarden voor de startervrijstelling wijzigen niet. De woningwaardegrens gaat in 2026 omhoog van € 525.000 naar € 555.000.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 27-10-2025

Eindejaarstips voor ondernemingen

Extra belasting brandstofauto van de zaak

Werkgevers die een auto van de zaak beschikbaar stellen aan werknemers, krijgen vanaf 1 januari 2027 te maken met een nieuwe fiscale maatregel. Het gaat om een zogenoemde pseudo-eindheffing van 12% op de cataloguswaarde van personenauto’s die op fossiele brandstof rijden en (mede) privé worden gebruikt. De pseudo-eindheffing geldt alleen voor personenauto’s met CO₂-uitstoot, zoals benzine-, diesel- en hybride auto’s. Elektrische auto’s zijn dus uitgezonderd. Ook motoren en bestelauto’s vallen buiten de regeling.

Een voorwaarde voor toepassing van de regel is dat sprake is van een werkgever-werknemerrelatie. In de praktijk betekent dit dat ook dga’s met een auto op de balans onder deze regeling kunnen vallen. De maatregel geldt niet voor de auto van de ib-ondernemer. De heffing bedraagt 12% van de cataloguswaarde, ongeacht het daadwerkelijke privégebruik. Dus ook woon-werkverkeer telt mee. Voor elke maand waarin de auto ten minste 1 dag ter beschikking is gesteld, is de pseudo-eindheffing voor die gehele maand (1/12) verschuldigd. Werkgevers mogen de kosten voor deze eindheffing niet verhalen op de werknemers. Voor auto’s ouder dan 25 jaar wordt gekeken naar de waarde in het economisch verkeer. De werknemer merkt geen verschil wat betreft zijn loonstrook.

Voor auto’s die al voor 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld, geldt een overgangsregeling. Tot 17 september 2030 is dan nog geen pseudo-eindheffing verschuldigd. Dit lijkt ver weg, maar komt snel dichterbij. Zeker omdat leasecontracten vaak een looptijd van meerdere jaren hebben.

Minder administratie rondom mobiliteit

Werkgevers die meer dan 100, maar niet meer dan 250 werknemers in dienst hebben, hoeven in de toekomst niet meer te rapporteren hoeveel kilometers hun werknemers afleggen voor zakelijk verkeer of woon-werkverkeer. Bedrijven met 100 of minder werknemers hoeven nu al niet bij te houden hoeveel kilometers hun werknemers afleggen. Deze grens wordt verhoogd naar 250 werknemers. Wanneer de wijziging van de rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM) ingaat, is nog niet bekend. Eerst moeten de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen.

Samentelplafond EIA

Er komt een nieuwe bepaling binnen de energie-investeringsaftrek (EIA) die voorkomt dat ondernemingen het maximale investeringsbedrag overschrijden. Voortaan geldt er één gezamenlijk plafond van € 151 miljoen per belastingplichtige per jaar (samentelplafond). Dit maximum geldt voor alle energie-investeringen die een onderneming doet, zowel binnen de eigen organisatie als via samenwerkingsverbanden. Door deze samenvoeging wordt voorkomen dat bedrijven via verschillende routes meer aftrek krijgen dan het maximum.

Bron: Overig | wetswijziging | 27-10-2025

Geen periodieke gift ondanks schenking gedurende vijf jaar

Wie een gift doet aan een goed doel, kan dit soms van de belasting aftrekken. Voor periodieke giften geldt een gunstige regeling. Echter, de wettelijke regeling schrijft voor dat het verplicht is een schriftelijke afspraak te maken waaruit blijkt dat de schenker echt vijf jaar lang gaat schenken. Volgens de rechter is een overeenkomst waarin staat dat het 'gebruikelijk' is om vijf jaar te schenken, niet genoeg. Het woord 'gebruikelijk' betekent dat het niet verplicht is.

Echtpaar schenkt aan museum

Een echtpaar wordt in 2017 promotor van een museum. De echtelieden tekenen een overeenkomst waarin staat: 'De bijdrage is € 10.000 per jaar. Het is gebruikelijk dat promotors lid blijven voor drie jaar'. Bij het tekenen wordt de drie jaar doorgestreept en vervangen door vijf jaar. Het echtpaar schenkt vervolgens elk jaar van 2018 tot en met 2022 inderdaad € 10.000 aan het museum. In hun belastingaangifte over 2020 trekken ze de schenking af als periodieke gift. Begin 2024 tekenen ze een nieuwe overeenkomst volgens een modelformulier van de Belastingdienst.

Gebruikelijk is niet hetzelfde als verplicht

De Belastingdienst accepteert de aftrek niet. De schenking telt wel mee als gewone gift, maar dat helpt niet, omdat de totale giften van het echtpaar onder de drempel blijven waarboven je mag aftrekken. De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk. De overeenkomst bevat geen echte verplichting om vijf jaar lang te schenken. De tekst ‘het is gebruikelijk' betekent dat de echtlieden een andere keuze mogen maken. De tekst is te vrijblijvend.

Vijf jaar

Het maakt niet uit dat het echtpaar daadwerkelijk vijf jaar lang heeft geschonken. Wat telt, is wat in de overeenkomst staat op het moment van ondertekenen. Ook de nieuwe overeenkomst uit 2024, die wel goed is opgesteld, helpt niet voor de schenking in 2020. De wetgever heeft deze strenge eis bewust gesteld. Bij periodieke giften loopt de schenker het risico dat hij de komende vijf jaar elk jaar moet betalen, ook als de financiële situatie verslechtert. Dat risico rechtvaardigt de fiscale aftrek. Zonder echte verplichting is er geen risico en dus geen recht op aftrek.

Onredelijk?

Het echtpaar vindt het oordeel onredelijk. Ze hebben in goed vertrouwen iets goeds willen doen. Het museum heeft de overeenkomst opgesteld, dus zij zijn van mening dat zij er niets aan kunnen doen dat de overeenkomst niet goed is opgesteld. De rechtbank begrijpt hun frustratie en waardeert hun goede bedoelingen. Toch kan de rechter hier niet helpen. Rechters mogen geen oordeel geven over de eerlijkheid van de wet.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:6448 | 25-09-2025