Digitaal bezwaar maken nu mogelijk voor fiscaal dienstverleners

Sinds 8 april 2025 is het mogelijk om met administratiesoftware digitaal bezwaar in te dienen namens een klant. Een bezwaar per post aanleveren blijft ook mogelijk. Op dit moment is digitaal bezwaar mogelijk voor inkomstenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. In de toekomst worden de mogelijkheden verder uitgebreid.

Bezwaar indienen tegen meer dan één aanslag of beschikking tegelijk is niet mogelijk. In het bezwaar tegen een aanslag kan ook bezwaar worden gemaakt tegen belastingrente of boetes die op de aanslag staan. Het is mogelijk om bijlagen mee te sturen met het bezwaar, met een maximum van 15 MB. Is het bezwaar digitaal verstuurd? Dan verschijnt na het versturen een digitale ontvangstbevestiging, net als bij het versturen van de aangifte.

Bezwaar kan worden ingediend met dezelfde administratiesoftware die wordt gebruikt voor de aangiften. Vraag aan de softwareleverancier of diens software digitaal bezwaar maken ondersteunt. Het bezwaar komt dan rechtstreeks binnen bij de Belastingdienst.

Bron: Belastingdienst | persbericht | 06-04-2025

Minimumuurloon per 1 juli 2025 naar € 14,40

De bedragen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden halfjaarlijks gewijzigd. Per 1 juli 2025 bedraagt het minimumuurloon voor iemand van 21 jaar of ouder € 14,40. Voor mensen, die jonger zijn dan 21 jaar, gelden van het wettelijk minimumuurloon afgeleide bedragen.

Leeftijd

Staffeling

Per uur

 21 jaar en ouder

 100,0% 

 € 14,40 

 20 jaar

 80,0% 

 € 11,52 

 19 jaar

 60,0% 

 € 8,64 

 18 jaar

 50,0% 

 € 7,20 

 17 jaar

 39,5% 

 € 5,69 

 16 jaar

 34,5% 

 € 4,97 

 15 jaar

 30,0% 

 € 4,32 

Voor werknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), gelden in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar afwijkende bedragen.

 Leeftijd

 Staffeling

 Per uur

 20 jaar

 61,5% 

 € 8,86 

 19 jaar

 52,5% 

 € 7,56 

 18 jaar

 45,5% 

 € 6,55 

Het referentiemaandloon bedraagt per 1 juli 2025 bruto € 2.245,80.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2025-0000069776, | 31-03-2025

Lening wel of niet zakelijk? Rechtbank geeft duidelijkheid

Rechtbank Gelderland geeft in een recente uitspraak duidelijkheid over wanneer een lening tussen verbonden vennootschappen als fiscaal (on)zakelijk moet worden aangemerkt. De zaak draait om een geldverstrekker die een verlies op een lening wil aftrekken van de winst nadat de geldlener is ontbonden. De Belastingdienst weigert deze aftrek met een beroep op de 'onzakelijke-leningjurisprudentie'.

Feiten

Een vastgoedvennootschap verstrekt in 2006 een lening aan een gelieerde vennootschap voor de aankoop van een slipbaan (€ 180.000). De aandeelhouder van de crediteur bezat ook 50% van de aandelen in de debiteur. De leningsvoorwaarden worden niet schriftelijk vastgelegd. Daarnaast zijn er geen zekerheden gevestigd en wordt de rente bijgeschreven.
In 2017 verkocht de debiteur de slipbaan voor € 45.000 aan twee vennootschappen, die deze later doorverkochten voor ruim € 1,2 miljoen. De crediteur waardeerde de lening af met € 142.504. De inspecteur corrigeert deze afwaardering als onzakelijke lening.

Oordeel van de rechtbank

Of een lening onzakelijk is, moet beoordeeld worden naar de omstandigheden op het moment van het aangaan van de lening. Een aanvankelijk zakelijke lening kan tijdens de looptijd alsnog onzakelijk worden door onzakelijk handelen van de crediteur. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast, dat sprake is van een onzakelijke lening, op de inspecteur rust. De inspecteur moet aannemelijk maken dat geen rentepercentage kan worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde, onder gelijke omstandigheden, de lening zou hebben verstrekt.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die tot de conclusie leiden dat de lening bij verstrekking onzakelijk was. Het ontbreken van zekerheden, het bijschrijven van rente en de afwezigheid van een aflosschema maken een lening niet automatisch onzakelijk. De cruciale vraag is of de crediteur een debiteurenrisico heeft gelopen dat zo groot is dat geen onafhankelijke derde de gelden, zelfs met een hogere risico-opslag, zou hebben uitgeleend. De inspecteur had juist aangetoond dat de waarde van de slipbaan eind 2016 rond € 1 miljoen lag, wat aangeeft dat de debiteur voldoende verhaal bood.

De inspecteur heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat een onafhankelijke derde actie zou hebben ondernomen op het moment dat de slipbaan werd verkocht voor een veel lager bedrag dan de marktwaarde. De lening is dus ook niet 'gedurende de rit' onzakelijk geworden. De rechtbank concludeert dat de lening zakelijk was en dat de afwaardering ten laste van de fiscale winst kan worden gebracht.

Conclusie

Deze uitspraak biedt duidelijkheid over (on)zakelijke leningen. Niet de vorm, maar de inhoud is bepalend. De bewijslast ligt bij de inspecteur. De inspecteur moet aantonen dat het debiteurenrisico zo groot was dat niemand de lening zou verstrekken. Het bieden/hebben van voldoende zekerheid bij de debiteur wijst juist op een zakelijke lening.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2024:7864 | 12-11-2024