Kan een werknemer van zijn arbeidsovereenkomst af voordat hij is gestart?

Een onderneming heeft een openstaande vacature voor de functie van inkoper. Om een geschikte vervanger te vinden, schakelt zij een recruitmentbureau in. Kort daarna introduceert het bureau een kandidaat. Na een eerste kennismakingsgesprek en verdere onderhandelingen komen beide partijen in september 2024 overeen om een arbeidsovereenkomst te sluiten. Het contract wordt ondertekend en vastgelegd wordt dat de man per 1 mei 2025 zal starten als inkoper bij de onderneming.

Enkele maanden later laat de man telefonisch weten dat hij afziet van de functie. Hij geeft aan dat hij een promotie heeft ontvangen bij zijn huidige werkgever en besluit die te accepteren. Kort daarop laat de onderneming weten het niet eens te zijn met deze gang van zaken. De onderneming is van mening dat zij recht heeft op een schadevergoeding, omdat de man de afgesproken opzegtermijn van drie maanden niet in acht heeft genomen. Volgens de werkgever gaat de wettelijke opzegtermijn pas lopen na aanvang van de werkzaamheden. De man is het daar niet mee eens.

De kantonrechter is van oordeel dat man gelijk heeft. De wettelijke opzegtermijn begint al te lopen op het moment dat de arbeidsovereenkomst is gesloten. De Hoge Raad heeft reeds in 1917 geoordeeld dat de normale regels van opzegging al gelden vanaf het moment dat de arbeidsovereenkomst is getekend. Ook als er nog geen arbeid is verricht. De rechtbank benadrukte dat deze interpretatie strookt met het doel van een opzegtermijn, namelijk de werkgever voldoende tijd bieden om op zoek te gaan naar vervanging.

Bron: Rechtbank Oost-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOBR:2025:3256 | 04-06-2025

Consultatie initiatief wetsvoorstel Zelfstandigenwet

Vier partijen in de Tweede Kamer hebben een initiatiefwetsvoorstel opgesteld, dat duidelijkheid moet verschaffen over zelfstandig ondernemershap. Het wetsvoorstel is ter consultatie gelegd. Belanghebbenden kunnen tot 23 juni op het wetsvoorstel reageren via https://www.internetconsultatie.nl/zelfstandigenwet/reageren.

Het wetsvoorstel introduceert een wettelijk toetsingskader voor het werken als zelfstandige. Dit kader omvat een zelfstandigen- en een werkrelatietoets. Aan beide toetsen moet zijn voldaan om zekerheid te hebben dat iemand als zelfstandige kan werken. 

De zelfstandigentoets houdt in, dat de opdrachtnemer:

  • werkt voor eigen rekening en risico;
  • een deugdelijke administratie voert;
  • zich in het economisch verkeer gedraagt als zelfstandig ondernemer;
  • een adequate voorziening heeft voor het risico van arbeidsongeschiktheid; en
  • een proportionele bijdrage voor een voorziening bij pensionering heeft.

  De werkrelatietoets houdt in, dat:

  • er vrijheid is van organisatie van werk;
  • er vrijheid is van organisatie van de werktijd;
  • er geen hiërarchische controle is; en
  • partijen de bedoeling hebben niet op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid te verrichten.

Het wetsvoorstel kent de mogelijkheid om een rechtsvermoeden te introduceren voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid. Er komt een toetsingscommissie voor de beoordeling van werkrelaties. De beoordelingen zijn openbaar en bindend voor handhavende instanties, zoals de Belastingdienst.

De indienende partijen zijn voorstander van de invoering van het rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief, zoals dat is opgenomen in het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR).

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 25-05-2025

Meer zekerheid voor flexwerkers

De minister van SZW heeft een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, dat moet zorgen voor meer zekerheid voor flexwerkers. Werknemers met een flexibel arbeidscontract krijgen door het wetsvoorstel meer zekerheid over hun inkomen en hun werktijd. Er komen strengere regels om draaideurconstructies met tijdelijke contracten te voorkomen. Oproepcontracten worden vervangen door contracten met een minimumaantal uren waarvoor de werknemer standaard wordt betaald en ingeroosterd.

Uitzendkrachten

De positie van uitzendkrachten wordt verbeterd doordat zij recht krijgen op minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als mensen die in dienst zijn bij de opdrachtgever. De periode waarbinnen een uitzendkracht elke dag kan worden ontslagen, wordt verkort van anderhalf naar één jaar.

Draaideurconstructies

Tijdelijke contracten zijn bedoeld voor tijdelijk werk. Straks moeten werknemers na een tijdelijk contract eerder een vast dienstverband krijgen. Nu mag na drie tijdelijke contracten zes maanden lang geen tijdelijk contract aangeboden worden. Het wetsvoorstel gaat uit van een termijn van vijf jaar. De mogelijkheid om via een cao een uitzondering op deze regel te maken, wordt beperkt.

Oproepcontracten

Nulurencontracten worden vervangen door bandbreedtecontracten. Daarin wordt een minimum- en een maximumaantal uren afgesproken. Het maximum mag niet meer dan 130% van het minimum zijn. Oproepen boven het maximum mogen door de werknemer geweigerd worden. Als iemand structureel meer werkt dan het maximum aantal uren volgens zijn contract, moet de werkgever een nieuw contract aanbieden met een hoger aantal uren. Voor bijbanen van jongeren, scholieren en studenten geldt een uitzondering, waardoor zij op basis van een oproepcontract kunnen blijven werken.

Inwerkingtreding

De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2027. Het onderdeel gelijke beloning voor uitzendkrachten zou per 1 januari 2026 in werking moeten treden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | WGK014090 | 18-05-2025