Kabinet wil verbod op contante betalingen boven € 3.000

Het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen omvat een verbod op contante betalingen boven € 3.000. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer controversieel verklaard nadat het kabinet is gevallen. De ministers van Financiën en van Veiligheid en Justitie wijzen erop dat als het verbod op contante betalingen niet doorgaat, Nederland mogelijk € 600 miljoen Europees geld misloopt. De bewindslieden willen dit verbod daarom invoeren. De limiet op contante betalingen moet het witwassen door criminelen aanpakken.

De ministers willen de limiet op contante betalingen via een nota van wijziging op het oorspronkelijke wetsvoorstel invoeren om de mogelijke korting van € 600 miljoen te voorkomen. De overige maatregelen uit het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen worden dan meegenomen in het implementatietraject van het Europese anti moneylaundering-pakket. Het Europese wetgevingsproces rondom dit pakket is formeel nog niet afgerond. Na afronding daarvan hebben de Europese landen drie jaar de tijd om het wettenpakket te implementeren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 15-04-2024

Moeten alle op de zaak betrekking hebbende stukken worden opgestuurd?

De heffingsambtenaar heeft een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd. De belanghebbende is het met de hoogte van de WOZ-waarde niet eens en vraagt de heffingsambtenaar om een schriftelijke onderbouwing van de waarde. De heffingsambtenaar zet de hakken in het zand en weigert de gegevens te sturen. Dit juridische geschil kwam voor de Hoge Raad. De rechtsvraag is of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken op verzoek van de belanghebbende moest opsturen.
  
De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking waarop de WOZ-waarde van een onroerende zaak is vastgesteld. In het bezwaarschrift heeft hij de heffingsambtenaar verzocht om hem de grondstaffel, de taxatiekaart met vermelding van de KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft de gevraagde stukken niet in de bezwaarfase verstrekt, maar wel ter inzage aangeboden. De belanghebbende heeft van het inzagerecht geen gebruik gemaakt.  

Voor het hof was onder meer in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde gegevens had moeten verstrekken. Het hof oordeelde dat dit het geval is. Volgens het hof ging het om gegevens, die de heffingsambtenaar op grond van de Wet WOZ aan de belanghebbende had moeten verstrekken. De heffingsambtenaar ging in cassatie bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelt dat de heffingsambtenaar op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen afschriften hoeft te verstrekken van ter inzage gelegde stukken indien geen gebruik is gemaakt van het inzagerecht. De Hoge Raad merkt op dat het aan het bestuursorgaan is hoe dit gestalte geeft aan het recht op afgifte van afschriften van ter inzage gelegde stukken: overhandigen op kantoor of toezenden.

De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof dat de heffingsambtenaar op grond van de Wet WOZ verplicht is de gevraagde stukken toe te zenden.

Mocht u in de bezwaarfase geen gebruik willen maken van het inzagerecht, wees u er dan van bewust dat de overheid u geen afschriften hoeft te verstrekken van stukken die ter inzage zijn gelegd. Maar heeft u bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking, dan kunt u zich een rit besparen door de heffingsambtenaar te verzoeken u de gewenste gegevens op grond van de Wet WOZ toe te sturen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024289, 22/04807 | 14-03-2024

Omvang administratie- en bewaarplicht ondernemers

Tijdens een boekenonderzoek bij een ondernemer heeft de inspecteur verzocht om inzage in de privé-agenda’s van de ondernemer. Dit verzoek is gedaan nadat de ondernemer had verklaard dat hij afspraken met klanten en voor klanten verrichte werkzaamheden in die agenda’s noteerde. De ondernemer heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven omdat de agenda uitsluitend afspraken in de privésfeer zou bevatten. De inspecteur heeft de ondernemer een informatiebeschikking gegeven wegens het niet voldoen aan zijn informatieverplichtingen.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Het hof heeft niet gereageerd op het betoog dat de wettelijke informatieverplichting niet geldt voor de privé-agenda’s, omdat de ondernemer deze niet meer heeft. Volgens de Hoge Raad gaat dit betoog niet op voor administratieplichtigen, zoals ondernemers, tenzij aannemelijk is dat gegevens ontbreken als gevolg van overmacht.

Het hof heeft de privé-agenda’s aangemerkt als gegevensdragers, die behoorden tot de administratie van de ondernemer. De ondernemer had die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. De Hoge Raad vindt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Vanwege de verwevenheid met waarderingen van feitelijke aard kan dit oordeel voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. De ondernemer heeft zich niet beroepen op overmacht. Daarom heeft het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen oordelen dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024528, 22/00557 | 04-04-2024