Gedeeltelijke verlenging zachte landing handhaving schijnzelfstandigheid

Bij de behandeling van het Belastingplan zijn verschillende moties aangenomen, gericht op de verlenging van de zachte landing voor de handhaving op arbeidsrelaties. Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet besloten de zachte landing voor het handhavingsbeleid rond schijnzelfstandigheid gedeeltelijk te verlengen in 2026, maar niet volledig. Een volledige verlenging van de zachte landing zou volgens het kabinet ongewenste effecten hebben, zoals het ontmoedigen van organisaties die zich al hebben aangepast aan de regels en het vertragen van de vooruitgang op dit dossier.

Dit betekent dat in 2026 de volgende zaken wijzigen ten opzichte van 2025:

  • Er kunnen weer vergrijpboetes worden opgelegd.
  • Bij een boekenonderzoek kan de Belastingdienst kiezen voor een onderzoek over een kalenderjaar of een recent aangiftetijdvak.

De Belastingdienst blijft in 2026 de mogelijkheid van naheffingen voor de periode tot 1 januari 2025 behouden. De Belastingdienst blijft, ook in 2026, starten met een bedrijfsbezoek. De inzet daarbij is “het goede gesprek” en de mogelijkheid voor organisaties om hun bedrijfsvoering te verbeteren. Er zullen in 2026 nog geen verzuimboetes worden opgelegd. Dit betekent dat, anders dan in 2025, vanaf 2026 wel vergrijpboetes kunnen worden opgelegd. Het kabinet vindt dit belangrijk, omdat deze boetes worden opgelegd in het geval van opzet of grove schuld bij (evidente) schijnzelfstandigheid. Dit geldt voor zowel werkgevenden als werkenden. 

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | 18-12-2025

Overgangstermijn youngtimerregeling voor auto’s die dit jaar 15 zijn geworden

Voor auto’s die in 2025 15 jaar oud worden, geldt de huidige ‘youngtimerregeling’. Dit betekent dat de bijtelling wordt berekend op basis van 35% van de waarde in het economische verkeer van de auto. Dit blijft ongewijzigd voor 2025. Vanaf 2026 verandert de situatie. Voor deze auto’s geldt dan een tijdelijke bijtelling van 25% of 22% van de cataloguswaarde, totdat de auto 16 jaar oud wordt. Zodra de auto in 2026 16 jaar oud wordt, kan opnieuw gebruik worden gemaakt van de youngtimerregeling.

Om deze gevolgen te verzachten, heeft het kabinet besloten tot een overgangsregeling via een beleidsbesluit. Met deze regeling mogen belastingplichtigen ervoor kiezen om in 2026 toch de huidige youngtimerregeling te blijven toepassen. Dit biedt de betreffende gebruikers vooral handelingsruimte en voorkomt dat zij plotseling moeten omgaan met verhoogde kosten. Zo wordt recht gedaan aan het oorspronkelijke idee van een anticipatiejaar voor alle betrokkenen. Het besluit zal met terugwerkende kracht per 1 januari 2026 in werking treden en uiterlijk op 1 januari 2027 worden omgezet in wetgeving.

Vanaf 1 januari 2027 wordt de leeftijdsgrens voor de youngtimerregeling definitief verhoogd naar 25 jaar. Dit betekent dat vanaf dat moment alleen auto’s die 25 jaar of ouder zijn in aanmerking komen voor de youngtimerregeling.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | 2025-0000614512 | 15-12-2025

Loon op loonlijst is belast, ook zonder uitbetaling

Een vader helpt zijn zoon met de opstart van diens bv. Hij staat op de loonlijst en de bv houdt loonheffing in. Echter, de vader ontvangt geen geld. De vader ontvangt alleen AOW en een klein pensioen. In zijn aangifte probeert de vader het loon weg te strepen. Hij vermeldt het loon, maar trekt datzelfde bedrag weer af als negatief resultaat uit overige werkzaamheden (row). Zijn redenering is dat hij het geld niet ontvangen heeft, waardoor dit geld niet voor hem telt.

De inspecteur schrapt het negatieve row en stelt de aanslag vast. Dan slaat de vlam in de pan, aangezien het inkomen van de vader te hoog is voor het ontvangen van toeslagen. Hij moet € 8.000 terugbetalen. De vader gaat in bezwaar. Hij stelt dat hij geen werkzaamheden heeft verricht. Het loon is hierdoor niet vorderbaar en ook niet inbaar. De accountant suggereert dat de vader afstand doet van zijn recht op loonbetaling, waardoor de vordering zal verdwijnen. De bv wil meewerken en een gecorrigeerde aangifte indienen, maar de inspecteur weigert. De belastbare feiten hebben zich voorgedaan.

Waarom faalt de constructie?

Het hof gaat in deze zaak systematisch te werk. Er bestaat een arbeidsovereenkomst en daarnaast heeft de vader een arbeidscontract. Er is verklaard dat de vader de onderneming feitelijk exploiteert. In het bezwaarschrift schrijft de vader dat hij zijn zoon helpt met de opbouw. Later probeert hij dat af te zwakken, maar hij staat op de loonlijst. Er is sprake van een dienstbetrekking waarvoor hij een arbeidsbeloning ontvangt. De bv heeft het loon in de loonaangiften opgenomen en loonheffing afgedragen. Cruciaal is dat de bv personeelskosten ten laste van de winst heeft gebracht. Uit de aanslag vennootschapsbelasting en de herziene aangifte blijkt dat het betwiste loon hier onderdeel van is.

Vorderbaar en inbaar

Het cruciale punt in deze zaak is of het loon vorderbaar of inbaar is. Hiervan is sprake, aangezien de vader op dit punt geen tegenargumenten heeft aangevoerd. Zijn enige argument is dat hij het geld niet heeft ontvangen vanwege zijn toeslagen, maar juridisch gezien doet dit er niet toe. Het loon staat op de loonlijst, de bv heeft het als kostenpost behandeld en de loonheffing is afgedragen. Hierdoor is het loon belast en het maakt daarbij niet uit dat de vader het geld nooit heeft ontvangen. Loon dat op de loonlijst staat en waarover loonheffing is afgedragen, is belast. 

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:2783 | 07-10-2025