Bijtelling auto ondanks verbod privégebruik in contract

Een kinderdagverblijf gebruikt vier auto's voor het ophalen en brengen van kinderen en het doen van boodschappen. Werknemers moeten bij indiensttreding een autoverklaring ondertekenen waarin staat dat privégebruik uitdrukkelijk verboden is. Daarnaast moeten de medewerkers de autosleutel na gebruik weer terugleggen in een sleutelkastje. De Belastingdienst acht desondanks dat sprake is van terbeschikkingstelling aan de locatiemanager, die tevens indirect bestuurder is. Zij beschikt over de autosleutels en kan zowel tijdens als buiten werktijden gebruikmaken van de auto’s. Het verbod op privégebruik in haar contract doet daar niets aan af. Bovendien is geen rittenadministratie bijgehouden, waardoor niet bewezen kan worden dat minder dan 500 kilometer privé per jaar gereden werd. Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordelen dat de naheffing terecht is opgelegd. Echter vernietigt de rechtbank de vergrijpboeten, omdat grove schuld niet overtuigend is aangetoond. Het gerechtshof bevestigt deze uitspraak volledig.

Auto ter beschikking = altijd belasting

Het hof stelt vast dat onder terbeschikkingstelling wordt verstaan dat een werknemer voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over een auto uitoefent. Cruciaal is of een werknemer kan bepalen of en op welke wijze hij van de auto gebruikmaakt. Het gaat dus niet om de doeleinden waarvoor de auto uiteindelijk wordt gebruikt, maar om de feitelijke beschikkingsmacht. De locatiemanager kon bepalen op welke wijze zij van de auto’s gebruikmaakte. Bovendien beschikte zij over de autosleutels, ook al werden deze door een andere medewerker beheerd. Het hof oordeelt dat onder deze omstandigheden geen sprake is van een situatie waarbij een werknemer de auto slechts mag besturen voor specifieke opdrachten waarbij de feitelijke beschikkingsmacht bij de werkgever blijft.

Verbod privégebruik niet relevant

Het verbod op privégebruik in arbeidsovereenkomsten en autoverklaringen leidt niet tot een ander oordeel. Dit verbod is namelijk niet relevant voor de vraag of sprake is van terbeschikkingstelling. Echter is dit verbod wel relevant voor het bewijs dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé per jaar wordt gebruikt. Eenmaal vastgesteld dat sprake is van terbeschikkingstelling, geldt het wettelijk vermoeden dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking staat.

De 500-kilometerregel

Op het kinderdagverblijf rust vervolgens een verzwaarde bewijslast om te bewijzen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé per jaar gebruikt wordt. Het hof oordeelt dat hieraan niet is voldaan. Het enkele verbod op privégebruik in contracten toont niet aan dat de auto ook daadwerkelijk niet voor privéritten gebruikt wordt. Ook het gebruik van een sleutelkastje volstaat niet, omdat geen gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat het gebruik daarvan gecontroleerd wordt.

Waarom geen boete?

Voor de vergrijpboeten geldt een zwaardere bewijslast: grove schuld moet overtuigend worden aangetoond. Het hof oordeelt dat niet aan de zwaardere bewijslast is voldaan. Belanghebbende liet werknemers een autoverklaring ondertekenen, legde regels vast in het personeelshandboek en zorgde voor beheer via een sleutelkastje. De locatiemanager verklaarde geloofwaardig dat zij voorzichtig was als minderheidsaandeelhouder en niet wilde dat collega's zouden denken dat zij misbruik maakte van haar positie. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van grove schuld.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2025:1648 | 11-08-2025

Negatief loon bij bestuurdersaansprakelijkheid: wanneer is er echte verarming?

Een dga moet via zijn vennootschap € 453.476 schadevergoeding betalen vanwege de onrechtmatige verkoop van sportkleding die eigenlijk van een andere partij was. Hij betaalt de helft (€ 226.738) en wil dit bedrag als negatief loon aftrekken van zijn belastbaar inkomen. Daarnaast wil hij zijn fictief loon verlagen van € 75.000 naar € 45.000, omdat zijn vennootschap door de claim financieel wordt belast. De Belastingdienst betwist echter dat sprake is van negatief loon. Ook wil de inspecteur het fictief loon niet verlagen. De dga vermeldde immers zelf in zijn aangifte een bedrag van € 75.000. Zijn vennootschap voerde dit bedrag ook op als loonkosten. Verder beschikt de vennootschap over voldoende eigen vermogen (ruim € 1.300.000) en behaalt zij een positief fiscaal resultaat over 2017 van € 70.000.

Geen verarming 

Het hof oordeelt dat geen sprake is van negatief loon, omdat de dga geen daadwerkelijke verarming ondergaat. Hoewel hij een schadevergoeding van € 226.738 betaalt, compenseert dit bedrag precies de waarde van de ten onrechte verkochte sportkleding. De rechtbank Amsterdam heeft deze waarde vastgesteld op € 453.476. Omdat de opbrengsten van de verkoop gelijkwaardig zijn aan de vergoeding, ontstaat geen verarming. Voor zover de opbrengsten bij de dga terechtkwamen, staat zijn betaling daar tegenover. Voor zover anderen profiteerden, heeft de dga een regresvordering op die partijen.

Fictief loon 

Voor het fictief loon volgt het hof de eigen aangifte van de dga (€ 75.000) en de corresponderende loonkosten bij zijn vennootschap. Omdat er geen sprake is van een daadwerkelijke claim vanwege bestuurdersaansprakelijkheid, slaagt het betoog niet dat het fictief loon moet worden verlaagd. De financiële positie van de vennootschap ondersteunt dit standpunt.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:4295 | 07-07-2025

Naheffing terecht, geen bewijs voor mondeling stopzetten van loon

Een man is de enige werknemer van een bv. De man is werkzaam als bestuurder bij meerdere vennootschappen. Als de Ondernemingskamer een nader onderzoek naar de gang van zaken binnen het concern instelt, wordt de bestuurder voor de duur van dat onderzoek geschorst. Met de bestuurder wordt mondeling afgesproken de loonbetalingen stop te zetten. Vanaf dat moment worden er ook geen aangiften loonheffingen meer ingediend door de bv. Als reactie daarop legt de inspecteur naheffingsaanslagen met boetes op.

De bv is het hier niet mee eens en gaat in beroep. De rechtbank komt tot de conclusie dat de omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is, omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. De schatting van het loon door de inspecteur wordt als redelijk en niet willekeurig beoordeeld. De bv voert aan dat er een mondelinge afspraak is gemaakt met de bestuurder om de loonbetalingen stop te zetten. Dit zou volgens haar betekenen dat zij geen loonheffing verschuldigd is over de betreffende maanden. De rechtbank wijst dit argument echter af. De bv heeft onvoldoende bewijs geleverd om deze mondelinge overeenkomst aannemelijk te maken.

Daarnaast benadrukt de rechtbank dat het overeengekomen loon al vorderbaar en inbaar is op het tijdstip dat de werkzaamheden worden verricht, ongeacht of de loonbetalingen daadwerkelijk zijn stopgezet. Omdat de bv niet overtuigend kan aantonen dat het loon niet verschuldigd was, blijft de schatting van de inspecteur, gebaseerd op het overeengekomen maandloon, in stand. Hierdoor wordt de naheffingsaanslag niet verder verminderd.

Bij het opleggen van een verzuimboete wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid. Wel moet bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen van een verzuimboete achterwege blijven. In deze zaak werd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van avas, noch dat er bijzondere omstandigheden zijn om de boetes te matigen. Hierdoor blijven zowel de naheffingsaanslagen als de boetes in stand.
 

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:5087 | 03-08-2025