Voorstel invoering nultarief btw op zonnepanelen

De levering en de installatie van zonnepanelen is belast met omzetbelasting tegen het algemene tarief van 21%. Particuliere zonnepaneelhouders kunnen de omzetbelasting terugvragen door zich te registreren als ondernemer en aangifte te doen voor de btw. Op grond van een arrest van het Hof van Justitie EU zijn zonnepaneelhouders btw-ondernemer als zij stroom tegen vergoeding aan het energiebedrijf leveren. In de praktijk levert dit voor de zonnepaneelhouders administratieve lasten en voor de Belastingdienst uitvoeringslasten op. Door beleid zijn deze zoveel mogelijk verminderd. Zo kunnen zonnepaneelhouders gebruik maken van de kleineondernemersregeling (KOR) waardoor zij geen aangifte hoeven te doen. Nadeel van deze regeling is dat zij geen aftrek van voorbelasting krijgen als zij later nieuwe zonnepanelen aanschaffen of laten installeren. Dat geldt overigens ook voor iemand die al ondernemer is voor de omzetbelasting en gebruik maakt van de KOR.

Door een wijziging van de btw-richtlijn 2006 is het mogelijk geworden om op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning het nultarief toe te passen. Het kabinet heeft een voorstel tot wijziging van de Wet OB 1968 ter consultatie gepubliceerd. De wijziging betreft de invoering van het nultarief voor de levering en installatie van zonnepanelen. Door de toepassing van het nultarief drukt er geen btw op de aanschaf en de installatie van de zonnepanelen. Particuliere zonnepaneelhouders hoeven geen btw terug te vragen. Voor de stroomleveringen aan het energiebedrijf kan in de meeste gevallen gebruik worden gemaakt van de KOR zonder aanmeldverplichting door de registratiedrempel voor ondernemers met een jaaromzet tot € 1.800.

Reageren kan tot 20 mei 2022 via https://www.internetconsultatie.nl/zonnepanelen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 19-04-2022

Omzetbelasting over privégebruik

Voor de omzetbelasting is het privégebruik van een tot het bedrijf behorend goed gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, wanneer voor dit goed recht op aftrek van de belasting is ontstaan. Deze gelijkstelling aan een dienst onder bezwarende titel heeft als doel de ondernemer en de eindverbruiker gelijk te behandelen. De vergoeding voor het privégebruik wordt gesteld op de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven.

De Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd aan de eigenaar van een recreatiewoning in verband met het privégebruik van de woning. De woning is door de eigenaar bij de aanschaf volledig voor bedrijfsdoeleinden bestemd, waardoor de omzetbelasting geheel in aftrek kon worden gebracht. De eigenaar heeft een beheer- en verhuurovereenkomst met een exploitant gesloten. De Belastingdienst berekende de omzetbelasting over het privégebruik door uitgaven in een jaar naar rato van de nachten voor eigen gebruik en het totale aantal gebruiksnachten van de recreatiewoning te verdelen. De Hoge Raad is van oordeel dat deze toerekening niet correct is.

De in de beheer- en verhuurovereenkomst gemaakte afspraken komen erop neer dat de recreatiewoning op zodanige wijze beschikbaar is gesteld aan de exploitant dat de eigenaar buiten de perioden waarin hij de recreatiewoning voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden, niet op elk moment naar eigen goeddunken kon beschikken over de recreatiewoning. Daarom kunnen de perioden van het jaar waarin de recreatiewoning aan de exploitant met het oog op verhuur ter beschikking stond, maar niet werd gebruikt, niet ook worden aangemerkt als perioden waarin de recreatiewoning aan de eigenaar voor privédoeleinden ter beschikking stond.

Volgens de Hoge Raad zijn voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting over het privégebruik alleen de nachten waarin de eigenaar de recreatiewoning daadwerkelijk voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden van belang. Dat betekent dat deze nachten moeten worden afgezet tegen alle nachten van het jaar. De Hoge Raad heeft de naheffingsaanslagen dienovereenkomstig verlaagd.

Anders dan de eigenaar bepleitte is ter zake van het gebruik voor privédoeleinden niet het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing. Volgens de Hoge Raad valt het privégebruik van een ondernemingsgoed niet in de categorie “verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden”.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022438, 19/05929 | 24-03-2022

Niet gebonden aan beschikking fiscale eenheid

Ondernemers voor de omzetbelasting, die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht onderling zijn verweven vormen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Voor de beoordeling van de mate van verwevenheid moeten de banden van financiële, organisatorische en economische aard in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Waar het om gaat is dat de betrokken ondernemers ondanks hun juridische zelfstandigheid zodanige banden hebben dat zij als één ondernemer een zelfstandige economische activiteit uitoefenen. Een verhouding van ondergeschiktheid is voor het bestaan van een fiscale eenheid niet vereist.

De Belastingdienst kan uit eigen beweging of op verzoek van de betrokkenen een beschikking fiscale eenheid afgeven. De betekenis van deze beschikking is beperkt tot de rechtszekerheid in die zin dat belastingplichtigen zonder een dergelijke beschikking niet tegen hun wil kunnen worden behandeld als fiscale eenheid voor een periode gelegen vóór het moment waarop de inspecteur zijn standpunt ter zake bekend heeft gemaakt. Een beschikking fiscale eenheid is voor het bestaan van een fiscale eenheid niet vereist. De beschikking doet geen fiscale eenheid ontstaan in gevallen waarin niet aan de materiële voorwaarden voor het bestaan daarvan is voldaan.

Wel wekt de beschikking onder omstandigheden bij de betrokkenen het in rechte te beschermen vertrouwen dat zij gezamenlijk een fiscale eenheid vormen en daarom onderling geen omzetbelasting in rekening hoeven te brengen. De beschikking fiscale eenheid is een als toezegging op te vatten expliciete uitlating van de inspecteur. Om zich met succes te kunnen beroepen op daarmee door de inspecteur gewekt vertrouwen is vereist dat de inspecteur de toezegging heeft gedaan na kennisneming van alle daartoe benodigde feiten en omstandigheden. De belastingplichtige, die de inspecteur vraagt om een beschikking fiscale eenheid, dient ervoor te zorgen dat de inspecteur alle informatie verkrijgt waarover die belastingplichtige de beschikking heeft en die nodig is om deze kwestie op haar fiscale merites te kunnen beoordelen. De inspecteur dient bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren.

De inspecteur is niet gebonden aan een beschikking fiscale eenheid als de belastingplichtige bij het verzoek om die beschikking onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt of de inspecteur de juiste en volledige inlichtingen heeft onthouden. In dat geval kan de belastingplichtige niet met succes een beroep doen op de rechtszekerheid van de afgegeven beschikking.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022269, 19/03185 | 17-02-2022