Geen waardedruk zelfbewoning voor bedrijfsloods

Wanneer een onderneming wordt beëindigd, gaan tot het ondernemingsvermogen behorende zaken, die niet worden overgedragen aan derden, naar het privévermogen. Het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer van deze zaken vormt winst of verlies uit de onderneming.

In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of bij de overgang van een loods van het ondernemings- naar het privévermogen rekening mocht worden gehouden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning. De belanghebbende beriep zich op een besluit van de staatssecretaris van Financiëen uit 2009. In het besluit wordt als reden voor het in aanmerking nemen van een waardedrukkende factor wegens zelfbewoning gegeven het feit dat de woning niet kan worden verkocht in vrije en onbewoonde staat. Het besluit is een reactie op een arrest van de Hoge Raad uit 2008. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist hoe de waardering dient plaats te vinden als een woning behoort tot een complex van onroerende zaken dat als zodanig wordt gewaardeerd. Min of meer duurzame zelfbewoning wordt in dat geval alleen in aanmerking genomen voor onroerende zaken, die op het moment van staking van de onderneming min of meer duurzaam voor woondoeleinden werden gebruikt. Het hof is van oordeel dat het beroep van de belanghebbende op het besluit faalt.

Uit het overgelegde taxatierapport volgt niet dat de loods tezamen met de woning op de complexwaarde is gewaardeerd. De gezamenlijke waarde van de woning en de loods is bepaald op de som van de voor beide onderdelen afzonderlijk vastgestelde waarde. Er is geen sprake van een complex van onroerende zaken, zoals is bedoeld in het arrest van de Hoge Raad en in het besluit van de staatssecretaris. Dat de woning en loods voor de Wet WOZ als één object zijn aangemerkt maakt dat niet anders. Volgens het hof is er geen aanleiding om bij de overgang van de loods naar het privévermogen rekening te houden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20222519, 21/00247 | 28-03-2022

Aandeel in toekomstige winst niet al eerder ten laste van resultaat

Een onderneming hoeft winst fiscaal pas te verantwoorden wanneer deze is gerealiseerd. Een verlies mag worden genomen wanneer dit voorzienbaar is. Het is niet toegestaan om een deel van (mogelijke) toekomstige winst, dat op zakelijke gronden wordt afgestaan als verlies of als kosten in mindering te brengen op het resultaat, terwijl die winst nog niet gerealiseerd is.

Nadat de huisbankier van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting in december 2014 de bestaande kredietfaciliteit per 31 maart 2015 had opgezegd, sloot de fiscale eenheid een overeenkomst met een externe financier. Deze partij slaagde erin de dreigende executoriale verkoop van onroerende zaken van de fiscale eenheid te voorkomen door het verstrekken van leningen en het stellen van een bankgarantie ten behoeve van de huisbankier. Onderdeel van de overeenkomst met de externe financier was een beoogde samenwerking op het gebeid van de herontwikkeling van drie onroerende zaken van de fiscale eenheid. De meeropbrengst na herontwikkeling zou boven een bedrag van € 5 miljoen tussen de fiscale eenheid en de externe financier bij helfte worden verdeeld. De samenwerkingsovereenkomst kwam pas in 2016 tot stand.

De fiscale eenheid wenste ten laste van het resultaat voor het jaar 2014 een bedrag van € 2,5 miljoen te brengen, zijnde het gecalculeerde aandeel van de externe financier in de meeropbrengst. Volgens de fiscale eenheid was sprake van een verarming die moest worden gezien als een afsluitprovisie voor het ter beschikking krijgen van de externe financiering. Deze verarming zou rechtstreeks ten laste van de winst van de fiscale eenheid moeten komen. Volgens de inspecteur betrof het een op zakelijke gronden afgestaan winstrecht, als tegenprestatie voor de toekomstige herontwikkeling van de onroerende zaken. Het ten laste van de winst vormen van een voorziening of opnemen van een transitorische post voor het in de toekomst afstaan van een winstrecht is niet mogelijk. De rechtbank was van oordeel dat uit de door fiscale eenheid gesloten overeenkomsten niet voortvloeide dat zij in 2014 een bedrag ten laste van haar winst kon brengen. Het winstrecht beïnvloedt in dat jaar de omvang van de winst van de fiscale eenheid niet.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20214038, BRE 19/782 | 04-08-2021

Onderzoek fiscale klimaat- en calamiteitenreserve land- en tuinbouw

Naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer is onderzoek gedaan naar de invoering van een fiscale klimaat- en calamiteitenreserve voor de land- en tuinbouw. Uit het onderzoek blijkt dat het voor een gedeelte van de agrarische bedrijven effectief kan zijn om een reserve te kunnen vormen om grote inkomensdalingen op te vangen. De gevolgen voor de belastingdruk van de invoering van een fiscale reserve voor calamiteiten zijn beperkt. De minister van LNV heeft het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd. Vanwege de demissionaire staat van het kabinet is geen inhoudelijke reactie op het onderzoek gegeven.

Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | publicatie | DGA-EIA / 21098058 | 05-05-2021