Te late aangifte erfbelasting leidt tot belastingrente

De rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de inspecteur terecht belastingrente in rekening heeft gebracht bij een aanslag erfbelasting. Door meerdere sterfgevallen in de familie en een vergissing van de notaris is de aangifte erfbelasting enkele dagen te laat ingediend. De rechtbank oordeelt dat de wet geen ruimte biedt voor verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij het indienen van een aangifte erfbelasting. De wetgever heeft duidelijk bepaald dat de aangifte binnen acht maanden na het overlijden moet zijn ontvangen door de Belastingdienst om berekening van belastingrente te voorkomen.

De belanghebbende voerde nog aan dat de periode, waarover belastingrente is berekend, onredelijk lang was. De rechtbank wees dit argument af. De wetgever heeft expliciet bepaald dat de renteperiode aansluit bij de termijn van het invorderbaar worden van de aanslag.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | ECLI:NL:RBZWB:2024:8401 Mon, 09 Dec 2024 00:00:00 +0100

Bedrijfsopvolgingsregeling niet van toepassing

Een echtpaar schonk hun dochter een deel van de onderneming. De dochter claimde de vrijstelling van schenkingsrecht voor ondernemingsvermogen op grond van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De inspecteur weigerde de vrijstelling, omdat de dochter op het moment van de schenking geen beherend vennoot was van de cv, die de onderneming dreef. De zaak werd voorgelegd aan de rechtbank. Kan de BOR worden toegepast op een schenking van ondernemingsvermogen aan iemand die geen beherend vennoot is?

Standpunt van de dochter

De dochter stelde dat de BOR van toepassing was op de schenking. Zij voerde aan dat zij, samen met haar echtgenoot, een economisch belang had in de onderneming. Haar echtgenoot was sinds 2006 beherend vennoot. Zij en haar echtgenoot waren in gemeenschap van goederen getrouwd, waardoor zij economisch als beherend vennoot moest worden gezien. Zij verwees naar een artikel in de Successiewet, waarin staat dat partners als één persoon worden aangemerkt voor de schenkbelasting.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur weigerde de toepassing van de BOR omdat de dochter op het moment van de schenking geen beherend vennoot was van de cv. Volgens de inspecteur was daardoor niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de BOR.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht de BOR niet heeft toegepast. De dochter was op het moment van de schenking geen beherend vennoot van de cv. Het feit, dat de dochter door haar huwelijk een economisch belang had bij de onderneming, maakte haar niet automatisch beherend vennoot. De rechtbank volgde het standpunt van de inspecteur, dat de regeling enkel van toepassing is op degene, die reeds beherend vennoot is ten tijde van de schenking. De tekst van het artikel van de Successiewet, waarop de dochter een beroep had gedaan, bood geen soelaas. Dit artikel heeft alleen betrekking op de toepassing van tarieven en vrijstellingen en niet op de vereisten van het ondernemerschap. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de reguliere schenkingsvrijstelling toegepast.

Tips voor de praktijk

Deze uitspraak onderstreept het belang van een gedegen voorbereiding bij de overdracht van ondernemingsvermogen. Het is essentieel om te voldoen aan de formele vereisten om gebruik te kunnen maken van de fiscale voordelen van de BOR. Voor ondernemers, die hun bedrijf willen overdragen aan de volgende generatie, is het raadzaam tijdig advies in te winnen. Met een goede planning kan worden voorkomen dat de bedrijfsopvolging onverwacht duurder uitvalt.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20246438, BRE 23/11403 | 17-09-2024

Wanneer is een biologisch kind ook een “fiscaal kind”?

Een kind ontvangt van zijn overleden biologische vader een erfenis. De vader heeft het kind juridisch niet erkend, maar wel als erfgenaam benoemd in zijn testament. De inspecteur legde aan het kind een aanslag erfbelasting op met toepassing van het hogere tarief voor "overige verkrijgers" in plaats van het lagere tarief voor kinderen. Het kind was het hier niet mee eens en startte een procedure, die eindigde bij de Hoge Raad.

Wat is hier fiscaal van belang?

In de Successiewet 1956 hangt het belastingtarief voor erfgenamen af van hun relatie met de overledene. Kinderen betalen minder erfbelasting dan verre familieleden of vrienden. De vraag in deze casus is (echter) wanneer iemand voor de erfbelasting als een “kind” gezien wordt.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur paste het hogere tarief toe, omdat geen formele familierechtelijke band bestond tussen het kind en de erflater. Volgens de inspecteur viel het kind in de categorie van "overige verkrijgers". De biologische band is volgens de inspecteur niet voldoende om de lagere tarieven en hogere vrijstellingen voor kinderen toe te passen.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelde dat het begrip "kind" voor de Successiewet 1956 aansluit bij het begrip "bloedverwant" en niet bij het bestaan van een familierechtelijke band. Volgens het hof is de biologische band voldoende om de belanghebbende in de procedure als kind en afstammeling van de erflater te zien. Om deze reden zijn volgens het hof tariefgroep I en de kindvrijstelling van toepassing.

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad is het niet eens met het hof. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever aan het begrip bloedverwant in fiscaalrechtelijke zin geen andere betekenis willen toekennen dan wat daaronder wordt verstaan in civielrechtelijke zin. Uit de parlementaire geschiedenis van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat een kind slechts als bloedverwant van zijn biologische vader wordt aangemerkt als zij in een familierechtelijke betrekking tot elkaar staan. Dat kan bijvoorbeeld door erkenning. In dit geval ontbrak een familierechtelijke betrekking. De Hoge Raad is van oordeel dat alleen de biologische relatie onvoldoende is om fiscaal als kind te worden aangemerkt. Het hogere tarief voor "overige verkrijgers" is daarom van toepassing.

EVRM en discriminatie

Het kind heeft verder, met een beroep op het EVRM, aangevoerd dat de toepassing van het hogere tarief discriminerend is. Volgens hem mogen kinderen kinderen met alleen een biologische band en "family life" niet anders behandeld worden dan kinderen uit huwelijken of met een formele erkenning. De Hoge Raad erkent dat sprake was van een verschil in behandeling. Hoewel de wetgever bij de belastingwetgeving een ruime beleidsvrijheid heeft, moet voor de ongunstigere behandeling een overtuigende rechtvaardiging bestaan. Volgens de Hoge Raad ontbreekt die rechtvaardiging. Het verschil in belastingheffing is volgens de Hoge Raad in strijd met het EVRM. Dat heeft de belanghebbende in deze procedure niet mogen baten. De Hoge Raad is van menig dat het aan de wetgever is om een oplossing te vinden voor het verschil in behandeling en niet aan de rechter.

Tips

Het is belangrijk om te zorgen voor een formele erkenning van uw kinderen, zodat zij fiscaal gezien als 'kind' worden aangemerkt en kunnen profiteren van de gunstige tarieven. Denk ook aan estate planning: door het opstellen van een testament en andere juridische documenten kunt u de toekomstige erfbelasting voor uw kinderen optimaliseren. Daarnaast is het van belang dat u zich bewust bent van de juridische status van relaties, aangezien zowel biologische als juridische banden fiscale gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld bij erfbelasting. Twijfelt u over de gevolgen van deze uitspraak voor uw situatie? Neem dan contact met ons op om ervoor te zorgen dat u optimaal profiteert van fiscale voordelen en dat alles goed geregeld is voor uw erfgenamen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241130, 22/02354 | 05-09-2024