Sloopauto’s verkocht onder margeregeling

Ondernemers, die gebruikte goederen verkopen, kunnen de margeregeling voor de omzetbelasting toepassen. Voorwaarde is dat de goederen worden ingekocht van een niet-belastingplichtige voor de omzetbelasting of onder toepassing van de margeregeling door de leverancier. De omzetbelasting wordt bij toepassing van de margeregeling berekend over het verschil tussen de verkoop- en de aankoopprijs. Gebruikte goederen zijn roerende zaken, die opnieuw kunnen worden gebruikt, eventueel na herstelling.

Volgens het Hof van Justitie EU zijn sloopauto’s, die worden verkocht voor onderdelen terwijl de onderdelen nog niet zijn gedemonteerd, gebruikte goederen. Dat betekent dat de margeregeling daarop kan worden toegepast. Voorwaarde is dat de wrakken onderdelen bevatten die kunnen worden hergebruikt. Deze onderdelen moeten hun originele functionaliteit hebben behouden. Volgens het Hof van Justitie EU is verder vereist dat de voertuigen niet zijn verkocht om te worden vernietigd of om tot een ander voorwerp te worden omgevormd. In dat geval zou een eind zijn gekomen aan de economische cyclus van de voertuigen.

In een eerder arrest heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat voor toepassing van de margeregeling niet nodig is dat het gekochte en het verkochte goed identiek zijn. Dat arrest betrof de verkoop van onderdelen uit een sloopauto.

De Belgische Belastingdienst had toepassing van de margeregeling geweigerd, omdat de autowrakken niet te herstellen waren en daarom niet als gebruikte goederen konden worden aangemerkt.

Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2023415, C 365/22 | 16-05-2023

Tijdstip waardering nalatenschap

De erfbelasting is een tijdstipbelasting. Dit betekent dat het moment van overlijden bepalend is voor de vaststelling van de waarde van de erfrechtelijke verkrijging. Omstandigheden, die zich voordoen na het moment van overlijden, zoals waardemutaties, zijn niet van belang voor de bepaling van de waarde van de verkrijging.

De waarde van een effectenportefeuille in een nalatenschap was inzet van een procedure over een aanslag erfbelasting. De effectenportefeuille bestond uit een effectenrekening, een vermogensrekening en een effectendepot. De erfgenamen hebben na de ontvangst van de verklaring van erfrecht de bank opdracht gegeven om de effectenportefeuille te liquideren. De opbrengst bij liquidatie van de effectenportefeuille is aan de erfgenamen uitgekeerd. De uitkering bedroeg € 1,26 miljoen. De waarde van de effectenportefeuille op de dag voor de overlijdensdatum van de erflater bedroeg € 1,47 miljoen. De vraag was over welk bedrag de erfbelasting moest worden berekend.

Bij de berekening van de belaste verkrijging is de inspecteur uitgegaan van een waarde van de effectenportefeuille van € 1,47 miljoen. Dat is overeenkomstig de bepalingen van de wet. Volgens de rechtbank is bij de wijze van vaststelling van de waarde van de verkrijging geen sprake van een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht. Met de keuze voor het systeem van de erfbelasting heeft de wetgever de hem toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden. De heffing van erfbelasting vormt voor de erfgenaam geen individuele en buitensporige last.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20232818, BRE 21/3451 | 23-04-2023

Verplichte aanwezigheid voor aanvang dienst

Een procedure voor Hof Den Haag heeft betrekking op een loonvordering van een werknemer van een callcenter. Volgens de planningsregels van de werkgever moet de werknemer tien minuten voor de aanvang van zijn dienst aanwezig zijn, om op tijd met de werkzaamheden te kunnen beginnen. De vraag is of deze tien minuten als betaalde werktijd zijn aan te merken. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.

Eerder in de procedure heeft de kantonrechter geconstateerd dat de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst gebonden is aan de planningsregels. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat de werknemer zich tien minuten voor zijn dienst dient te melden bij zijn leidinggevende. Dat de werkgever dit niet controleert en dat geen sanctie volgt als de werknemer zich één of enkele minuten te laat meldt, doet niet af aan de verplichting. De leidinggevende ontvangt automatisch een melding wanneer een werknemer later dan het aanvangstijdstip van zijn dienst met zijn werkzaamheden begint. Voor de aanvang van de werkzaamheden dient de werknemer in te loggen op zijn computer en telefoon en verschillende programma’s te starten. Dat kost ook volgens de werkgever zeker enkele minuten. De kantonrechter leidt daaruit af dat de tienminutenregel van de planning niet vrijblijvend is.

De tien minuten zijn door de werkgever te betalen arbeidstijd, omdat de werknemer geacht wordt aanwezig te zijn op de werkplek en beperkt is in de mogelijkheden die tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor de werkgever vindt het hof niet van belang.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2023738, 200.308.991/01 | 01-05-2023