Verhoging uitkeringspercentage betaald ouderschapsverlof aangekondigd

De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit, waarin de uitkering van betaald ouderschapsverlof wordt verhoogd van 50 naar 70% van het loon, naar de Tweede Kamer gestuurd. De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure van de Wet betaald ouderschapsverlof. De verhoging zal per 2 augustus 2022 worden doorgevoerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 07-03-2022

Verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2023

Het kabinet heeft besloten de hoge schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, de zogenaamde jubelton, per 1 januari 2023 te verlagen tot € 27.231. De verlaging loopt vooruit op de afschaffing van de jubelton per 1 januari 2024. Na verlaging is het bedrag van de schenkingsvrijstelling eigen woning gelijk aan de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar oud. Het is niet mogelijk om de verlaagde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning te benutten voor een schenking van ouders aan kinderen naast de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen.

Het verlagen van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning zal worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023.

Bron: Ministerie van Financiƫn | publicatie | 07-03-2022

Gezamenlijke verkrijging economische eigendom woning

Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor toedeling van een onroerende zaak, die gezamenlijk is verkregen, aan een van de oorspronkelijke verkrijgers.

In een procedure over de overdrachtsbelasting heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder gezamenlijke verkrijging door samenwoners ook moet worden verstaan de gezamenlijke verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. De omstandigheid dat de onroerende zaak juridisch eigendom is van één van de samenwoners staat volgens de Hoge Raad niet aan toepassing van de vrijstelling in de weg. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Het hof moest onderzoeken of de belanghebbende bij de levering van de woning aan haar vroegere partner voor 40% economisch eigenaar van de woning is geworden. In het convenant dat is opgemaakt bij de beëindiging van de relatie en het samenwonen is als uitgangspunt vastgelegd dat van het totale vermogen 40% aan de belanghebbende en 60% aan haar vroegere partner is toegekomen. De onroerende zaak is bij de verdeling van het vermogen toebedeeld aan de belanghebbende.

Uit een arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad uit 1987 volgt dat voor het antwoord op de vraag of tussen samenlevende partners enige gemeenschap van goederen bestaat, beslissend is wat zij dienaangaande uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn overeengekomen. In het convenant is expliciet vermeld dat de facto een gemeenschap van goederen is ontstaan. De ex-partner heeft in een schriftelijke verklaring bevestigd dat de intentie van partijen was om al hun bezittingen als gemeenschappelijk te beschouwen. De verdeling van de waarde van de bezittingen in het convenant sluit volgens het hof aan bij de inkomensverhouding zoals deze tijdens de periode van samenwonen is geweest. Gelet op de feitelijke gang van zaken tijdens het samenwonen en de verklaring van de belanghebbende en de ex-partner, is het hof van oordeel dat de belanghebbende vanaf de verkrijging van de woning voor 40% economisch eigenaar is geweest. Dit betekent dat zij met recht een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting kan doen.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20221089, 21/00646 | 14-02-2022