Verlies adviesbureau niet meer verrekenbaar met overig inkomen

De schok kwam hard aan. Een belastingaanslag € 18.000 hoger dan verwacht. Na 15 jaar acceptatie besluit de Belastingdienst plotseling dat het verlies van een adviesbureau niet meer aftrekbaar is van het overige inkomen. Het hof bevestigt: een structureel verliesgevende activiteit is geen bron van inkomen.

Standpunt van de belastingplichtige

De rijksambtenaar met nevenactiviteiten als adviseur voelt zich overvallen. Jarenlang accepteerde de Belastingdienst zijn verliezen en nu, zonder waarschuwing, vervalt deze mogelijkheid. Hij wijst op eerdere omzetten en resultaten. "En na mijn pensioen in 2026 ga ik er écht werk van maken." De Belastingdienst schendt volgens hem het vertrouwensbeginsel. Mag de Belastingdienst zomaar van koers veranderen na 15 jaar dezelfde behandeling?

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur is onverbiddelijk. Jaar na jaar stapelen de verliezen zich op. Het verlies van € 13.924 in 2019 is onderdeel van een patroon. De enkele 'positieve' jaren bleken bij nadere inspectie ook verlieslatend. De fiscale bijtelling van een auto maskeerde dit alleen. Met structureel € 20.000 kosten tegenover een minimale omzet is de conclusie onontkoombaar: dit adviesbureau zal nooit winst maken. Zonder objectieve voordeelsverwachting, geen fiscale aftrek.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank constateert dat er sinds 2008 alleen maar verliezen zijn. De toekomstplannen voor 2026 zijn veel te vaag en te ver weg. De rechter wijst ook het vertrouwensargument af: "Elke jaaraangifte staat op zichzelf. Acceptatie in voorgaande jaren biedt geen garantie voor de toekomst". De Belastingdienst mag zijn standpunt herzien als de feiten dit rechtvaardigen.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelt dat tegenover de schijnbare winst van € 5.387 in de jaren 2008-2010 (die alleen op papier bestond door de bijtelling privégebruik auto) een negatief resultaat van € 103.496 in de jaren 2011-2019 staat. Zonder de fiscale bijtelling waren alle jaren verliesgevend. Het hof is duidelijk: dit is geen uitstel van winstgevendheid, dit is een activiteit die structureel verlies draait. Gevolg: het verlies van € 13.924 is niet verrekenbaar met het overige inkomen.

Conclusie

Deze uitspraak bevestigt dat de Belastingdienst verliesgevende activiteiten kan herclassificeren, met directe financiële gevolgen. Een hobby-onderneming, startende webshop of adviespraktijk naast een baan? Als de Belastingdienst geen objectieve voordeelsverwachting ziet, vervalt het recht op alle verliesaftrek.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2024:2636 | 28-10-2024

Afwaarderen forse rekening-courantschuld is winstuitdeling

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) kampt met een forse rekening-courantschuld aan zijn eigen bv van bijna € 1,5 miljoen per 1 januari 2015. De vennootschap besluit ruim € 1 miljoen van deze schuld af te waarderen wegens vermeende oninbaarheid, ten laste van de eigen reserves. De inspecteur beschouwt deze afwaardering als een verkapte dividenduitkering en legt een navorderingsaanslag op. De rechtbank Zeeland-West-Brabant buigt zich over de vraag of de inspecteur terecht een navorderingsaanslag inkomstenbelasting oplegt over deze afwaardering.

Nieuw feit

De rechtbank bevestigt het bestaan van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Ze oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting niet het dossier van de vpb hoeft te raadplegen. Het standpuntverzoek in de vpb-aangifte verhindert niet dat de inspecteur een nieuw feit constateert.

Besluit winstuitdeling

De rechtbank verwerpt expliciet het argument dat de afwaardering pas in 2016 plaatsvindt. De rechtbank wijst op de correspondentie waarin de voormalige adviseur van de belastingplichtige meermaals verklaart dat "het besluit in 2015 is genomen" en "het feit heeft plaatsgevonden in het fiscale boekjaar 2015". Deze uitlatingen wegen zwaarder dan de formele bekrachtiging in de AVA van 4 november 2016. De rechtbank oordeelt helder: "Dat de AVA dit besluit op 4 november 2016 heeft bekrachtigd, maakt gelet op de feiten weergegeven in de genoemde correspondentie niet dat op dat moment het besluit pas is genomen". Het moment van prijsgeven valt dus onmiskenbaar in 2015.

Terugbetalingscapaciteit

Over de aandeelhoudersmotieven oordeelt de rechtbank uitdrukkelijk in het voordeel van de inspecteur. Ze stelt: "De rechtbank is het met de inspecteur eens dat een onafhankelijke derde onderzoek zou doen naar de mogelijkheden tot terugbetaling, voordat een vordering wordt prijsgegeven." De rechtbank constateert dat er geen enkel stuk is overgelegd waaruit blijkt dat onderzoek naar de leencapaciteit en terugbetalingscapaciteit heeft plaatsgevonden. De "enkele blote stelling" dat naar de vermogenspositie in privé is gekeken, vindt de rechtbank "daartoe onvoldoende". De rechtbank concludeert daarom dat "het aannemelijk is dat het motief voor het prijsgeven niet is gelegen in zakelijke redenen, maar in de betrekkingen met belanghebbende als aandeelhouder". Hierdoor geldt het volledige bedrag van ruim € 1 miljoen als winstuitdeling in 2015.

Conclusie

Deze uitspraak waarschuwt dga's voor het lichtvaardig afwaarderen van rekening-courantvorderingen. De Belastingdienst bestempelt een afwaardering zonder deugdelijk onderzoek naar de terugbetalingscapaciteit snel als verkapte dividenduitkering, met navorderingsaanslagen tot gevolg. De zaak toont ook aan dat de inspecteur bij een aanslag mag vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte en alleen bij redelijke twijfel onderzoek instelt.
 

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:878 | 16-02-2025

Saldomethode lijfrente: Wie stelt moet bewijzen

Een belastingplichtige koopt in 2020 zijn lijfrenteverzekering af voor een bedrag van € 2.765. De verzekeringsmaatschappij houdt € 1.032 aan loonheffing in. De Belastingdienst neemt de volledige afkoopsom op in het belastbaar inkomen. De belastingplichtige stelt dat hij in de jaren 1999-2002 premies betaalde die nooit in aftrek zijn gebracht, waardoor een deel van de afkoopsom belastingvrij zou moeten zijn. De rechtsvraag is of de inspecteur ten onrechte de volledige afkoopsom belast.

Standpunt van de belastingplichtige

De belastingplichtige eist een aftrek van € 2.436 wegens nooit afgetrokken premies uit de periode 1999-2002. Hij sloot de lijfrenteverzekering in 1999 af en betaalde tot 2002 maandelijks € 83,95, waarna de verzekering premievrij werd gemaakt. Hoewel hij geen saldoverklaring heeft voor de jaren 2000-2002, vindt hij dat dit niet in zijn nadeel mag werken. Het feit dat de Belastingdienst niet meer beschikt over aangiftegegevens uit die jaren, mag volgens hem niet leiden tot belastingheffing over premies die eerder niet zijn afgetrokken. Daarnaast claimt hij aftrek van € 1.108 aan advieskosten voor de afkoop.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur erkent dat het belastbaar inkomen te hoog is vastgesteld, maar slechts voor een bedrag van € 169 – het bedrag waarvoor inmiddels een saldoverklaring is afgegeven over 1999. Voor de overige jaren 2000-2002 ligt de bewijslast bij de belastingplichtige, die niet heeft aangetoond dat de premies niet eerder in aftrek zijn gebracht.    

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt dat niet-afgetrokken premies via de saldomethode in mindering mogen worden gebracht op de afkoopsom, maar dat de belastingplichtige dit wel aannemelijk moet maken. Voor 1999 is dit gelukt door de alsnog verkregen saldoverklaring, maar voor 2000-2002 slaagt de belastingplichtige niet in zijn bewijslast.

De rechtbank overweegt dat de belastingplichtige niet meer beschikt over zijn oude aangiften en aanslagen, en ook de Belastingdienst heeft deze gegevens niet meer. Daardoor kan simpelweg niet vastgesteld worden of de premies in die jaren al dan niet in aftrek zijn gebracht. Dit leidt ertoe dat de belastingplichtige niet kan voldoen aan zijn bewijsplicht. De stelling alleen dat premies niet eerder zijn afgetrokken, is onvoldoende.

Wat betreft de advieskosten oordeelt de rechtbank dat deze niet aftrekbaar zijn. De kosten zijn gemaakt voor de afkoop en fiscale afhandeling, niet voor "verwerving, inning of behoud" van een uitkering zoals de wet vereist.

De rechtbank verklaart het beroep deels gegrond en vermindert het belastbaar inkomen met € 169 tot € 40.655.

Conclusie

Deze zaak toont het belang van goede administratie bij lijfrenteverzekeringen. De saldomethode biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om niet-afgetrokken premies belastingvrij terug te krijgen bij afkoop, maar alleen met deugdelijk bewijs. Bewaar dus aangiften, aanslagen en betalingsbewijzen van lijfrentepremies langdurig of vraag tijdig een saldoverklaring aan. Zonder dit bewijs worden de nooit afgetrokken premies mogelijk alsnog belast bij latere afkoop.
 

Bron: Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2024:4965 | 25-11-2024