De kringloop die dacht slim te zijn met btw

De margeregeling is volledig van toepassing op kringloopwinkels. Onder de huidige omstandigheden ondervindt de kringloopsector echter weinig tot geen voordeel van de margeregeling. Hun inkoopprijs is vaak nihil, zodat zij btw verschuldigd worden over de gehele verkoopprijs. Een kringloopwinkel dacht de oplossing gevonden te hebben. 

De constructie

Per 1 juli 2022 paste deze kringloopwinkel haar algemene voorwaarden aan. Vanaf die datum was het idee dat de kringloopwinkel goederen zou ‘inkopen’ van brengers. De inkoopprijs werd door de brengers direct terug aan de stichting geschonken. Op papier waren er twee aparte transacties. Een koopovereenkomst en daaropvolgend een schenking. In werkelijkheid werd geen geld uitgewisseld. De algemene voorwaarden hingen bij de kassa en stonden op de website vermeld. De brengers werden echter niet actief geïnformeerd. Sterker nog, tijdens de zitting gaf de gemachtigde aan dat er zo min mogelijk ruchtbaarheid aan de werkwijze werd gegeven. Het kwam in de praktijk vrijwel nooit voor dat een brenger om een vergoeding vroeg of een kwitantie voor de ‘schenking’ wilde.

Staatssecretaris zei toch ja?

De kringloop beroept zich op een notitie van de staatssecretaris, waarin staat dat deze constructie ‘enigszins gekunsteld’ aandoet, maar dat er uit oogpunt van de btw-systematiek weinig bezwaar tegen bestaat. De rechtbank leest echter verder. In dezelfde notitie staan namelijk twee cruciale voorwaarden. De vergoeding moet daadwerkelijk aan de brenger worden verstrekt én de brenger moet volledig vrij zijn om te kiezen. Op dit laatste punt wringt het echter. De algemene voorwaarden maken van de schenking een automatisme. De brenger heeft geen keuze. Bovendien wordt er nooit daadwerkelijk betaald. Alles wordt direct verrekend. Van een vrije keuze of daadwerkelijke betaling is geen sprake.

De economische realiteit

De rechtbank kijkt dwars door de constructie heen naar wat werkelijk gebeurt. Mensen brengen spullen naar de kringloop, zonder te weten dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Niemand verwacht een vergoeding, niemand vraagt erom en niemand krijgt er een. De kringloop wil het zo onopvallend mogelijk houden. Zij wil zo weinig mogelijk voor de goederen betalen. Dit bevestigt wat de rechtbank al vermoedde. Het betreft geen echte transacties, maar een papieren werkelijkheid om btw te besparen. Het oordeel is helder. Zonder daadwerkelijke betaling van een inkoopprijs heeft de kringloopwinkel weinig tot geen voordeel van de margeregeling.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:7431 | 02-09-2025

Inschrijving brp alleen is onvoldoende voor medebewonerschap huurtoeslag

Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat er een onbalans is tussen de letter van de wet en het doel ervan. Volgens de wet is het recht op huurtoeslag en de hoogte daarvan afhankelijk van de draagkracht van de huurder, diens partner en de medebewoners. Een medebewoner is volgens de wet een persoon die in de basisregistratie personen (brp) staat ingeschreven op hetzelfde adres. Volgens de rechtbank is onterecht rekening gehouden met het inkomen van twee kinderen die enige tijd bij hun vader stonden ingeschreven, maar daar feitelijk nooit hebben gewoond.

Een man woont in een huurwoning waarvoor hij huurtoeslag ontvangt. De man heeft vijf kinderen, waarvan er twee uit huis zijn. Zij staan echter wel ingeschreven op het adres van de man in de basisregistratie personen (brp). De huurtoeslag is vastgesteld op basis van het gezamenlijk toetsingsinkomen van de man, zijn uitwonende dochter en zoon en het inkomen van twee thuiswonende kinderen. Hierdoor moet de man een groot bedrag aan huurtoeslag terugbetalen. De man is het daar niet mee eens en maakt bezwaar. In zijn bezwaar stelt hij dat zijn dochter en zijn zoon nooit op het genoemde adres hebben gewoond. Deze twee kinderen gebruikten het adres alleen als postadres.

De rechter oordeelt dat de dochter en zoon strikt genomen aangemerkt kunnen worden als medebewoner. Zij staan in de brp immers ingeschreven op het adres van de man. Dat neemt niet weg dat bij toepassing van de wettelijke bepalingen onder omstandigheden sprake kan zijn van een onbalans tussen de letter van de bepalingen en het daarmee te bereiken doel, namelijk het vaststellen van de werkelijke draagkracht van de man. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. Op de zitting zijn de dochter en zoon onder ede gehoord. Hieruit komt naar voren dat zij in het betreffende jaar niet op het adres van de man hebben gewoond. Het is ook niet aannemelijk geworden dat zij op enig moment iets hebben bijgedragen aan de door de man verschuldigde huur van de woning. De rechtbank oordeelt dat de inkomens van de dochter en de zoon niet meegenomen hoeven te worden bij de vaststelling van het toetsingsinkomen van de man.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:12098 | 26-08-2025

Schenkbelasting terug na terugstorten tweede jubeltonschenking

Een zoon ontvangt in 2014 en 2018 twee schenkingen van zijn ouders voor zijn eigen woning. Beide partijen denken dat de tweede schenking ook belastingvrij is. De inspecteur legt echter een aanslag schenkbelasting op, omdat de vrijstelling maar eenmaal geldt. De zoon stort het geld terug. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de schenking rechtsgeldig is vernietigd wegens wederzijdse dwaling en vermindert de aanslag naar nihil.

Twee keer dezelfde vrijstelling

De zoon ontvangt op 26 december 2014 van zijn ouders € 70.624 voor zijn eigen woning. De inspecteur verleent de eenmalig verhoogde vrijstelling (de jubelton). Op 24 december 2018 volgt een tweede schenking voor de eigen woning. Het totaal van beide schenkingen blijft nét onder de grens van € 100.000. In de aangifte doet de zoon opnieuw een beroep op de verhoogde vrijstelling. De inspecteur wijst dit af. De vrijstelling geldt slechts eenmalig. Hij legt een aanslag schenkbelasting op. De zoon stort vlak daarna het bedrag van de tweede schenking terug. Hij schrijft dat hij er niet in is geslaagd het geld aan het omschreven doel te besteden.

Voldoende aanknopingspunten voor wederzijdse dwaling

De zoon stelt dat de schenkingsovereenkomst is vernietigd wegens wederzijdse dwaling. Zowel hij als zijn ouders dachten dat beide schenkingen waren vrijgesteld. Volgens de Hoge Raad kan wederzijdse dwaling leiden tot een verplichting om de schenking ongedaan te maken. Dit kan tot vermindering van de aanslag leiden, tenzij het beroep op vernietiging is voorgewend. Het hof oordeelt dat de zoon voldoende aanknopingspunten voor wederzijdse dwaling heeft verschaft. De belastingadviseur van vader heeft op diens vraag geantwoord dat ook de tweede schenking zou zijn vrijgesteld. Het totale bedrag bleef nét onder € 100.000. In de aangifte is verzocht om toepassing van de verhoogde vrijstelling. Dit wijst erop dat partijen oprecht dachten dat de vrijstelling van toepassing was.

Geen voorwendsel ondanks snelle terugbetaling

De inspecteur stelt dat de vernietiging is voorgewend, omdat tussen de aanslag en de terugbetaling slechts korte tijd zit. Het hof volgt dit niet. Het bericht van de inspecteur maakte partijen duidelijk dat zij hadden gedwaald. Bovendien was de schenking nog niet besteed aan de verbouwing. De terugbetaling kort na de aanslag is onvoldoende om te oordelen dat de vernietiging is voorgewend. Met de brief en de terugbetaling heeft de zoon voldaan aan de vereisten voor wederzijdse dwaling. De schenkingsovereenkomst is rechtsgeldig vernietigd.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:2772 | 07-10-2025