Aanmaningskosten terecht, ondanks beroep op verjaring

In 2016 ontvangt een ondernemer een naheffingsaanslag accijns van € 279.058. Zes jaar later, in 2022, ontvangt hij een aanmaning van de Belastingdienst met € 18 aanmaningskosten. De ondernemer betwist deze kosten, omdat hij meent dat zijn belastingschuld is verjaard. Hij stelt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn bekendgemaakt aan zijn voormalige boekhouder, waardoor de verjaringstermijn niet wordt verlengd.

Uitstelbeschikkingen niet geldig?

Belastingschulden vervallen na vijf jaar, maar deze termijn wordt verlengd met periodes van betalingsuitstel. De ondernemer betoogt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn, omdat:

  1. Zijn voormalige boekhouder geen machtiging heeft om namens hem op te treden bij de ontvanger over betalingskwesties.
  2. De Belastingdienst de uitstelbeschikkingen ook aan hemzelf had moeten sturen volgens interne richtlijnen.
  3. Hij betwijfelt of de boekhouder de beschikkingen daadwerkelijk heeft ontvangen. Het enkel versturen is volgens hem onvoldoende, omdat de ontvangsttheorie geldt.

Verjaringstermijn verlengd

Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank en geeft de Belastingdienst gelijk. Het hof oordeelt dat belastingrechters bevoegd zijn om over verjaring te oordelen bij aanmaningskosten, anders dan bij belastingaanslagen zelf. De boekhouder is een geldige gemachtigde, omdat hij jarenlang namens de ondernemer bezwaar en beroep instelt tegen de naheffingsaanslag zonder dat dit ooit wordt betwist. De bewering dat hij geen gemachtigde is, vindt het hof ongeloofwaardig. Een machtiging voor heffingsaspecten strekt zich gewoonlijk ook uit tot inningsaspecten van dezelfde aanslag. 

Bekendmaking aan de gemachtigde is volgens vaste bestuursrechtspraak voldoende. Aanvullende verzending aan de belanghebbende is niet vereist. Het hof verwerpt de stelling over het niet ontvangen van de beschikkingen, omdat deze pas tijdens de rechtszitting wordt geopperd. 

Door het verleende uitstel wordt de vijfjarige verjaringstermijn effectief verlengd, waardoor de schuld nog niet is verjaard bij de aanmaning.

Conclusie

Deze uitspraak verduidelijkt belangrijke aspecten van verjaring bij belastingschulden. Uitstel van betaling verlengt de verjaringstermijn effectief. Het is essentieel dat machtigingen aan vertegenwoordigers duidelijk zijn gedefinieerd en dat tijdig wordt geprotesteerd tegen stellingen over bevoegdheden. Bovendien geldt bekendmaking aan een gemachtigde als geldige bezorging volgens het bestuursrecht. Een kopie aan de belanghebbende is niet noodzakelijk.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:1420 | 14-05-2025

Laag tarief bij tijdelijk gebruik van meer dan zes maanden

De staatssecretaris van Financiën heeft het beroep in cassatie ingetrokken tegen de uitspraak van Hof Den Haag van 10 april 2025. De uitleg van het hof biedt duidelijkheid omtrent de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling en draagt bij aan een verbetering van de uitvoerbaarheid van de regeling, aldus de staatssecretaris.

Tijdstipbelasting

Aangezien de overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is, dient de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling op het moment van verkrijging te worden getoetst. In hoeverre kan aan het hoofdverblijfcriterium worden voldaan als reeds voor of op het moment van de verkrijging vaststaat dat de woning slechts tijdelijk als hoofdverblijf zal worden gebruikt?

Zes maanden

Voor het begrip ‘anders dan tijdelijk’ kan worden aangesloten bij de termijn van zes maanden die in de parlementaire geschiedenis wordt genoemd. Deze termijn van zes maanden kan worden aangehouden voor zowel de hoofdverblijfverklaring als voor de periode van het daadwerkelijk als hoofdverblijf gebruiken van de woning. Een en ander behoudens situaties van oneigenlijk gebruik of misbruik.

Bron: Ministerie van Financiƫn | publicatie | 2025-0000015214 | 18-06-2025

Nultarief geweigerd bij onduidelijk vervoer naar Duitsland

Een machinehandelaar koopt een machine en verkoopt deze door aan een Duitse afnemer. Het bedrijf past het nultarief toe bij de verkoop en vraagt de btw terug over de inkoop. De Belastingdienst betwist echter dat de machine daadwerkelijk naar Duitsland is vervoerd vanwege inconsistenties in vrachtbrieven en getuigenverklaringen. Voor exporterende ondernemers rijst de vraag welk bewijs nodig is voor toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen. 

Transport naar Duitsland

De machinehandelaar stelt dat de machine correct naar de Duitse afnemer is vervoerd en het nultarief daarom terecht is toegepast. Als bewijs voert het bedrijf vier vrachtbrieven aan, plus getuigenverklaringen van betrokkenen. De machine wordt in delen vervoerd naar het Duitse bedrijf, wat de verschillende transportdocumenten verklaart. Het bedrijf beroept zich ook op de onschuldpresumptie: in de strafzaak over dezelfde btw-aangifte is een van de bestuurders vrijgesproken van opzettelijk onjuiste aangifte.

Te veel feiten kloppen niet 

De rechtbank oordeelt dat het bedrijf niet slaagt in de bewijslast. Te veel feiten kloppen niet met elkaar. De rechtbank oordeelt dat de kilometerregistraties geen begin- en eindbestemming vermelden, geregistreerde afstanden kloppen niet met werkelijke afstanden naar Duitsland, de Duitse belastingdienst meldt dat het afleveradres niet bestaat en getuigen geven inconsistente verklaringen. Eén chauffeur ontkent zelfs zijn handtekening op een vrachtbrief en stelt nooit naar Duitsland te zijn gereden. Deze ongerijmdheden maken het onmogelijk te concluderen dat de machine daadwerkelijk naar Duitsland is vervoerd. Het feit dat het bedrijf in de strafzaak is vrijgesproken, doet niet ter zake. Belastingrecht en strafrecht hanteren verschillende bewijskaders.

Zorgvuldige documentatie

Deze uitspraak toont het belang van zorgvuldige documentatie bij intracommunautaire leveringen aan. Uit de problemen in deze zaak wordt duidelijk wat wél goed bewijs zou zijn geweest:

  • complete kilometerregistraties met duidelijke begin- en eindbestemmingen van alle ritten;
  • kloppende afstanden die overeenkomen met werkelijke routes naar het Duitse afleveradres;
  • bestaand en geverifieerd afleveradres dat door Duitse autoriteiten kan worden bevestigd;
  • consistente vrachtbrieven met correcte handtekeningen van chauffeurs die de ritten daadwerkelijk hebben uitgevoerd;
  • eenduidige getuigenverklaringen van alle betrokkenen zonder wisselende verhalen achteraf;
  • echte orderbevestigingen en correspondentie die aansluiten bij de feitelijke levering;
  • tachograafgegevens die de ritten naar Duitsland bevestigen;
  • bevestiging van ontvangst, ondertekend door de Duitse afnemer op de afleverlocatie;
  • btw-nummerverificatie van de Duitse afnemer bij de Duitse belastingdienst;
  • bewijs van daadwerkelijke betaling door de Duitse afnemer;
  • fotodocumentatie van de machine op de Duitse locatie;
  • eventuele douanepapieren of andere transportdocumenten;
  • verzekeringspapieren voor het transport naar Duitsland.

Voor exporterende bedrijven geldt: zorg voor waterdichte administratie zonder onduidelijkheden of tegenstrijdigheden. Elke inconsistentie kan leiden tot weigering van het nultarief en kostbare naheffingen.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:3318 | 27-05-2025